Om te begrijpen wie je bent, en wie je gaat zijn, moet je eerst uitzoeken wie je was.’ Typhoon, rapper uit ’t Harde, Gelderland, is een denker. Een filoÂsoof. Hij leert niet, maar ziet in. Gelooft, maar is niet religieus. Kijkt niet, maar voelt.
Vandaag, in een nog leeg openluchtzwembad in Zwolle, daags voordat de lente intreedt, is het gevoel goed. Typhoon komt in zijn eentje naar de fotoshoot. Hij groet met brede lach. Drie dagen nog maar is hij terug van zijn reis naar Suriname. De sporen daarvan zijn nog zichtbaar op de hiel en zool van zijn voeten: er zit een dun zoutÂlaagje op de huid. ‘Iets te lang in de rivier gestaan.’
In Suriname hebben Typhoon en band opgetreden met muziek van Lobi Da BasiÂ, het veelgeprezen laatste album dat ‘onvoorstelbaar hard' is gegaan in Nederland, maar in Suriname zijn oorsprong vond.
Op de laatste dag van zijn reis ging Typhoon terug naar de plek waar hij de titel van zijn album vond: Menimi Djemongo, een junglevakanÂtieoord op een klein schiereiland. Daar stonden op een bordje bij een houten huisÂje de woorden 'lobi da basi'. 'Liefde is de baas' in het Sranantongo.
‘Toen ik dat weer zag... alles kwam boven. Ãlles kwam boven. Voor dit album heb ik zoveel van mezelf gegeven. Zoveel zelfs dat ik twee van mijn grootste liefdes ben kwijtgeraakt. Die woorden lieten mij janken als een kind. Superheftig, maar ook supermooi.’
Een nieuw album, na debuutplaat Tussen licht en lucht, had zeven jaar op zich laten wachten. In interviews moet hij vaak moeten uitleggen waarom het zo lang duurde. Het simpele antwoord: de verhalen waren er niet. Het leven van Typhoon was ‘te comfortabel’. ‘Een artiest hoeft niet zozeer te lijden, maar hij heeft wel frictie nodig. A, b en c: hout en twee steentjes om een vonk te creëren. Ik had te weinig fricÂtie in mijn leven.’
Op zoek naar frictie zegde Typhoon de huur van zijn huis in de Zwolse wijk Assendorp op. Een goede tweeënhalf jaar leefde hij vanuit zijn auto en sliep hij bij vrienden. ‘In het begin voelt zo’n zwervende levensstijl romantisch. Maar al snel wordt het heel vervelend’, weet hij nu.
Met zoveel tijd voor zichzelf kon hij wel goed nadenken over wie hij was. Toch kwam hij er niet uit. Van de oorsprong van hipÂhop, nota bene zijn genre, wist hij ook al weinig, vond hij. Hij is een ‘kind van de hiphop’, maar wist niet eens wie zijn ouders, grootouders, overÂgrootouders zijn. Op reis naar onder meer Suriname, New Orleans, Kenia en Australië vond hij antwoorden.
Glenn ‘Typhoon’ de Randamie wordt in 1984 geboren in ’t Harde, een dorpje nabij Zwolle. Hij is na Kevin (‘Blaxtar’), Earl randall (‘OÂdog’) en Sharon (‘Dinopha’) het vierde kind van Imro de Randamie, een onderofficier van het Surinaamse leÂger die op het platteland opgroeide, en de stadse Marlene Anches. In 1970 vertrok het stel naar Nederland, waar betere carrièremogelijkheden voor Imro in het verschiet lagen. Ze betrokken een ‘klein maar leuk huurhuisje’ in ’t Harde, dat niet lang daarna gevuld werd met vier energieke kinderen.
De hele familie is muzikaal: vader Imro speelt saxofoon, moeder Marlene zingt in een koor en Kevin begint al vroeg met het schrijven van rapteksten — hij zal later als Blaxtar succes hebben met het album Ozmoses. Er klinkt altijd muziek in huize De Randamie. Typhoons ouders draaien vooral Surinaamse poku of Amerikaanse soul. Veel Otis Redding. Boven op zolder, waar Typhoon tot zijn achtste een slaapkamer deelt met oudste broer Kevin, klinkt er hiphop. 'Hib haab', als je het op z’n Typhoons, in goed Amerikaans uitspreekt.
Foto Casper Rila
‘Je oudste broer is je voorbeeld, dus luisterde ik goed naar de muÂziek die hij luisterde. Kevin speelde vooral NoordÂ-Amerikaanse East CoastÂ-hiphop: EPMD, Redman, WuÂTang, Boot Camp Clik. KenmerÂkend was de rauwheid: het is wat het is. Daar hield ik van. Van de urgentie was ik ook gecharmeerd, het wÃllen vertellen.'
'Toch ontwikkelde ik meer een smaak voor westkustÂhiphop, die wat melodieuzer was, meer funk: Dre, Snoop Dogg, George Clinton met z’n PÂ-funk [kort voor Clintons muziekcollectief Parliament Funkadelic, waarvan de stijl pure funk werd genoemd]. Ik ben altijd van de melodie geweest.’
De broers praten er onderling niet veel over, omdat, nou ja, Kevin en Glenn zeven jaar schelen en een grote broer niet altijd zin heeft in zo’n nog onwetend mannetje. De slaapkamer van de broers wordt gescheiden door een grote kledingkast en Kevins gedeelte is voor Glenn verboden terrein. Het geeft niet, de muziek is goed te horen en is lesstof op zichzelf. ‘Je pikt het toch op. Je wordt aangetrokken tot het ritme. Je vóélt het ritme.’
Typhoon groeit op in een tijd die nu de gloriejaren van de hiphop wordt genoemd, aangewakkerd door Dr. Dre – eerst als voorman van N.W.A. (Niggaz Wit Attitude), in 1992 met zijn eigen plaat The Chronic (‘It’s like this and like that and like this and uh’). Zelf geïnspireerd door onder anderen George Clinton, helpt Dre op zijn beurt Snoop Dogg en Eminem in het zadel. In de zelfde periode komt ook WuÂ-Tang Clan bovendrijven: G-Âfunk (gangsta-funk), met bijbehorende kledingstijl.
‘De dikste hits werden gescoord door de jongens met de grootste kettingen,’ herinnert Esquire’s muziekprofessor Guuz Hoogaerts zich. ‘Eind jaren zeventig begon hiphop met feestÂhiphop aan popuÂlariteit te winnen. Breaks achter elkaar en daar overheen ‘throw your hands in the air and wave ’m like you just don’t care’ — veel dieper dan dat ging het niet.'
'Grandmaster Flash is ook begonnen als feestÂdj, maar hij kwam in ’82 met The Message, dat juist gekenmerkt werd door grimmige teksten van rapper Melle Mel over geweld, drugs en armoede (‘Don’t push me ’cause I’m close to the edge / I’m trying not to lose my head’). Vijf later zette Public Enemy voor het eerst de bloedÂserieuze kant van hiphop op de kaart.'
'Maatschappijkritische raptekÂsten waren er gerust ook eerder, maar die stelden weinig voor, waren op het sloganeske af. De mannen van Public Enemy waren zich beÂwust van hun zwarte geschiedenis. De teksten waren politiek gelaÂden, hadden vaak rassenkwesties als onderwerp. [Voorman Chuck D zou het aankaarten van serieuze onderwerpen in hiphopteksten later ‘black CNN’ noemen.] Wat bovendien bijzonder was, was dat ze ook de geschiedenis van hun eigen muziekgenre goed kenden: er werd druk verwezen naar Last Poets, Gil ScottÂHeron, Maya Angelou; dat soort dichters.’
FeestÂ-, gangsterÂ- en maatschappijkritische hiphop bestond en beÂstaat nog steeds naast elkaar. In de jaren negentig kwam daar volgens Hoogaerts nog hiphop van het introspectieve soort bij, voor het eerst gemanifesteerd in De La Souls Me, Myself And I. ‘De beste hiphop die ooit is gemaakt,' zegt Hoogaerts. 'De leden van De La Soul durfden in zichzelf te graven, te rappen over hun eigen onzekerheden.’
De teksten die Typhoon uit de stereo van zijn broer hoorde koÂmen, strookten niet met het alledaagse leven in ’t HarÂde, zou je toch denken. Toch hebben ze hem gevormd.
‘Ik voelde de echtheid, de drang om te vertellen wat er met jou en je omgeÂving gebeurt. Het gaat om the delivery, man — ik ben verliefd geworden op de hip hop waarin een verhaal wordt verteld, eronder een heel eenvoudige beat. Hiphop die niet wordt volgepropt, maar ruimte laat voor het verhaal. Je kunt met één hand een beat maken [Typhoon slaat ritmisch met zijn vuist op tafel] en dan met de andere [de vlakke hand komt erbij, tussen de maat die de vuist aanhoudt]... je hebt er nÃets voor nodig. Alleen jezelf, en de urgentie om je te uiten. Beautiful, man. Toen ik dat begreep, dat hoorde, dat voelde... hier is het allemaal mee begonnen.’
Foto Casper Rila
Wonend aan de rand van een bos, was de jonge Typhoon vaak in zijn eentje buiten te vinden. Zijn broers noemden hem treehugger, bomenknuffelaar. Dat doen ze nog steeds, trouwens. Hij kon uren in het bos zitten. Nadenken. Kijken. Voelen. Omringd door bomen voelde hij ‘de cellen in [zijn] lichaam veranderen’, zijn energie werd opgeladen. Bomen vertelden hem verhalen, die hij vervolgens op papier zette.
Terug in huis las de tieÂner voor aan zijn ouders wat hij geschreven had. Zijn vader mist dat nu, zou willen dat de Typhoon van nu dat nog steeds deed. TegelijÂkertijd maakte hij zich er toen zorgen over: een kind dat zo zwaarÂmoedig in het leven stond, ging dat allemaal wel goed?
Het ging juist beter dan ooit, zegt Typhoon nu. ‘Ik was een rustig en timide kind dat stotterde. Als ik bleef hangen in een woord, dan hield ik mijn mond verder maar. Het was voor mij een openbaring dat ik mij in hiphop wel kon uiten.’
Als broer Blaxtar in hiphopformatie Rudeteenz zit, haalt hij zijn jongste broer erbij, die dan vijftien jaar oud is en zijn hiphopcarrière van de grond ziet komen. Voor het eerst voelt Typhoon de saamhoÂrigheid die hij herkent van de Amerikaanse formaties. ‘Ik keek naar WuÂ-Tang, Rough Rider, Def Squad; al die squads hadden zo’n mentaÂliteit van: “We rollen met elkaar. Fuck, wie kan ons aanâ€, weet je wel? Dat vond ik geweldig. Ik lette extra op het jongste lid van een groep, zoals Baby Sham van Flipmode Squad: hoe kunnen zij zich uiten, hoe maintainen zij? Ik was natuurlijk de benjamin bij Rudeteenz. Ik mocht niet eens alle optredens meedoen, omdat mijn moeder die te laat vond.’
Typhoon, nu dertig, kijkt uit het raam van zijn bescheiden boerÂderijhuisje net buiten Zwolle. Niets dan bomen en weilanden om hem heen, pas in de verte een autoweg. ‘Hier ben ik nou al die tijd naar op zoek geweest. Je hoort hier de vogels, ziet af en toe een hert voorbij rennen. Mijn ambitie zet mij soms in lichterlaaie, maar ik ben een kalm persoon. In de periode dat ik geen huis had, reed ik zo veel mogelijk over landelijke wegen naar optredens toe. Door het raam keek ik dan naar dit soort huisjes.’
Typhoon heeft nooit het leven geleden van om de oren vliegende kogels, van bitches en van gang wars. Zijn toon is vrolijk, maar zijn teksten zijn van het maatschappijkritische en introspectieve soort – Lobi Da Basi zit er vol mee.
De eerdergenoemde reis, de zoektocht naar zichzelf en de hiphop, bepaalden de melodie. In New Orleans beÂgreep Typhoon ineens waar het allemaal om draait, waar het wringt in Nederland: ‘Ik heb joods, Chinees, Hindoestaans, Creools en Portugees bloed. Net zoals ik dat ben, is ook Nederland een mix van culturen. Maar in plaats van die te omarmen, wordt elke Nederlander opgevoed met een schoenmaker blijf Âbij Âje Âleest-Âmentaliteit.'
'In New Orleans spreken ze van ‘the gumbo’, naar de culinaire stijl gumbo: gerechten waarin ingrediënten en gebruiken uit allerlei culturen samenkomen. Ze zijn trots op hun culturele mix, het is een voorwaarde voor hun muziek. Toen begon ik het te vatten. Dat is Suriname ook! Dat ben ik ook! En als ik een mix van allerlei culturen ben, dan kan ik dus ook muziek maken met invloeden uit verschillende stijlen en culturen!’
Ik wil ook hitten, geloof mij. Maar de boodschap moet wel aankomen
Precies dat heeft Typhoon gedaan met zijn tweede album. Lobi Da Basi is soul, jazz, surfrock, kaseko (Surinaamse dansmuziek), blues en hip hop. Typhoon kreeg er twee Edisons voor (beste album, beste hip hop). Overal werd de plaat bejubeld, maar in de kantlijn hield het muziekjournaille zich bezig met de vraag of het nog wel hiphop is wat Typhoon maakt.
Op verzoek van Esquire heeft ook Hoogaerts naÂgedacht over Typhoons plek in het huidige muzieklandschap: ‘Hij brengt veel bij elkaar, ik ken geen hiphopartiest die dat zo goed en zo breed doet. Dat maakt dat zijn eerste album veel meer een hiphopÂalbum was dan zijn tweede. Typhoon beantwoordt in niets aan het beeld van een rapper – het archetype daarvan althans. Hij zit veel meer in de jazztraditie, en in het verlengde van wat popdichters van welÂeer deden: John Cooper Clarke, Ton Lebbink en Bart Chabot in hun beginjaren. “De dag dat de derde wereldoorlog ook aan ons land niet onopgemerkt voorbijging†– prachtig. Ik moet nu ook ineens denken aan de jarenzeventigcabaretiers: Freek de Jonge, Bram Vermeulen. Typhoon heeft eenzelfde geëngageerde boodschap, maar dan zonder de grappen.’
Foto Casper Rila
In Typhoons huiskamer staan een keyboard en gitaar. Hij speelt niet echt, maar ‘pielt’ erop, zegt hij. Hier worden melodieën getest, voordat hij die aan zijn producers Dries of A.R.T. voorlegt. Het klopt dat hij inspiratie haalt uit cabaret: ‘Omdat cabaretiers vaak een goede suspense in hun show hebben. Ze hebben shit te vertellen, maar hun publiek komt voor een lach. Ik let op hoe ze daar mee omgaan.’
Typhoon worstelt met hetzelfde. Als een dominee van de liefde geeft hij in zijn optredens het publiek een boodschap mee. Soms sluit hij een show zelfs af met Liefste, het meest breekbare nummer van zijn album. Waar elke andere artiest met zijn grootste hit of grootste bang een show afsluit, laat Typhoon liever de boodschap na-echoën. Die boodschap, die voornamelijk draait om jezelf zijn, is voor hem ‘ontÂzettend belangrijk, natuurlijk man!’
Daarom verpakt hij die boodschap zo zorgvuldig, als een tweede laag onder een vrolijke boventoon. In het VPROÂ-programma 24 uur met... maakt hij een vergelijking met de laatste, niet uitgedeelde stoot van Muhammad Ali tegen George Foreman in de Rumble in the Jungle: ‘In de laatste ronde deelt Ali een klap uit die Foreman doet wankelen. Heel even zie je Ali twijfelen: zal ik de genadeklap uitdelen? In plaats daarvan houdt hij in en valt Foreman uit zichzelf neer. Het geeft die overwinning zoveel meer impact. Ik wil ook hitten, geloof mij, maar de boodschap moet goed overkomen.’
In de keuken, terwijl hij een kop thee zet, tompoes erbij, neuriet Typhoon. Wat de interviewer van de nieuwe D’Angelo vindt. TypÂhoon staat eindelijk weer open voor nieuwe muziek. Lobi Da Basi nam te veel ruimte in in zijn hoofd. Hij kon muziek wel horen, maar er niet naar luisteren. Hij kon het niet voelen. Tot nu. ‘Ken jij nog vette nieuwe muziek? Geef wat aan deze boy dan!’
Hij vindt zichzelf een kind van de hiphop. En iedereen die twijfelt aan zijn hiphopgehalte, of die complimenteus zegt dat Typhoon de hiphop ontstegen is, heeft een te beperkte definitie van hiphop, vindt hij. ‘Er is een gruwelijke quote van KRSÂ-One: “Hiphop is the courage for you to be you.†En dat is het. Hiphop is jezelf zijn. Hiphop is het leven, je hartslag. Je eigen verhaal vertellen vanuit een oprechte urgentie. Hiphop is die rivier.’
De rivier, Typhoon begon er eerder op de dag over. Toen hij in SuÂriname was, had de Boven SurinameÂrivier een ‘zuiverende werking’ op hem. Het verklaarde alles. ‘Zoals de rivier zich een weg door het landschap baant, zo voltrekt het leven zich. Het stroomt altijd, en soms moet je hard tegen de stroom in zwemmen, soms laat je je juist even met de stroom meevoeren. En soms moet je aan wal gaan.’
Typhoon heeft lang en hard gezwommen om zijn hoofd boven water te houden, zegt hij nu. Maar in rustiger vaarwater bleef hij onverminderd hard zwemÂmen. Zijn bassist zei een goede week geleden in alle ernst tegen hem dat hij rustiger aan moet doen. Misschien even aan wal moet komen.
Dus daar zit hij nu. Op het droge, op zijn boerderij waar het prettig stil is. ‘Mijn tijd om met iemand te zijn, de droom van kinderen... De rivier brengt me op plekken. Let it be, het komt vanzelf. Hé, het boerÂderijtje heb ik vast.’
groeit op als kind van Surinaamse ouders in het VeluwÂse dorp ’t Harde. Op zijn vijftiende haalt broer Kevin (‘Blaxtar’) hem bij de hiphopformatie Rudeteenz, vijf jaar later wint hij als Typhoon de hipÂhopfinale van de Grote Prijs van Nederland. Met Jawat, DuvelDuvel, Opgezwolle en Kubus gaat hij daar na op tournee onder de noemer Buitenwesten, om uiteindelijk in 2007 zijn debuutalbum Tussen lucht en licht te lanceren. In de zeven jaar die het duurt tot zijn volgende plaat uitkomt (Lobi Da Basi) treedt Typhoon op met New Cool Collective, Opgezwolle en Fakkelbrigade. Met Lobi Da Basi vesÂtigt hij zich definitief in het NederÂlandse muzieklandschap. Recensies zijn zonder uitzondering jubelend en hij wint twee Edisons (beste album, beste hiphop).
Typhoon is de eerste Zomergast van 2020. De uitzending is op zondag 19 juli om 20.15 uur op NPO 2.